NA DE TACHTIGJARIGE OORLOG
In de eerste helft van de 17e eeuw (1600-1650) waren de Nederlanden middenin de tachtigjarige onafhankelijkheidsoorlog verwikkeld. Vooral vanuit het Graafschap Holland (tegenwoordig de provincies Noord- en Zuid Holland) explodeerde in die periode de vraag naar brandstof in de vorm van turf enorm, en om daarin te voorzien gebeurde er in relatief korte tijd véél in de ontwikkeling in- en rondom het moerasgebied waarin (‘t) Windeweer ligt. De (op dat moment toch al vrijwel autonome) stadstaat Groningen had zich tijdens de tachtigjarige oorlog als onafhankelijk gewest steeds verder aangesloten bij de vrije (en op dat moment nieuwe) Republiek der verenigde Nederlanden; en zich als gevolg daarvan meer en meer afgekeerd en losgemaakt van het Oversticht en daarmee ook van het Katholieke Bisdom van Münster en de (indirecte) invloeden vanuit het Vaticaan in Rome. In de tweede helft van de 17e eeuw (1650-1699) is de tachtigjarige oorlog voorbij; zijn de invloeden uit Rome en Madrid grotendeels verdreven uit de lage landen en zijn alle plannen voor de ontginningen van het Bourtangermoor grotendeels verdeeld, vastgesteld en volop in uitvoering.
VESTING OP DE BOEREN TANGE
Christoph Bernard von Galen (bijgenaamd Bommen Berend); hij is sinds het jaar 1650 de ‘prins- bisschop’ van Münster en vastbesloten om het Nedersticht (tegenwoordig de provincie Utrecht) en het Oversticht (tegenwoordig de provincies Drenthe en Overijssel) weer terug te brengen binnen het Bisdom van Münster onder gezag van de Rooms- Katolieke kerk. De gigantische win schoten voor de turfhandel in het Boertangermoor en de daardoor schatrijk geworden stadstaat Groningen en ommelanden rekende hij daar ook toe. In de maand september van het jaar 1665 liet hij zijn legers vanuit het oosten een inval in de voormalig Overstichtse gebieden doen en veroverde daarbij in korte tijd eerst Enschede, daarna Oldenzaal, Doetinchem, Almelo en Staphorst. De legers van Münster rukten steeds verder op noordwaarts om het hoofddoel; de stadstaat Groningen in te nemen. Via een oversteek door het Boertangermoor zouden de legers doorstoten om de stad daarna vanuit het noordoosten aan te kunnen vallen; die oversteek was naar een dekzandrug ‘de boeren tange’ (een land- tange, of tonge zijn (net als inge en enge / engte) ouderwetse woorden voor een smalle land tong (tonge) die als een soort uitloper vanuit het vaste land een drassige rivierdelta- zee-of moerasgebied inloopt). De ‘Boeren tange’ was de landtong(e) tussen het V vormige ‘Boeren tange moeras’ in wat daar omheen lag. De boeren tange was bedekt door de wester wolden (de wester wouden), en ligt in het gebied wat we tegenwoordig nóg steeds Westerwolde noemen. Oversteek naar de wester wolden op de boeren tange door het verder gevaarlijk ontoegankelijke moeras was mogelijk via een smalle veenweg die door het moeras liep. Deze weg was de enige doorgang om de stad Groningen via het noordoosten te bereiken en ter verdediging van deze route had men hier een vesting gebouwd. In veel latere eeuwen; in de Franse tijd, verbasterde de naam van die vesting op de ‘Boeren tange’ in de ‘Bourtange’.
OORLOG BIJ DE BOER TANGE
Vanwege de toenemende dreiging vanuit het oosten, hadden de Stad en Landen van Groningen in de voorafgaande maanden maatregelen genomen om hun defensie op peil te brengen. Er waren vier compagnieën van ieder (+/-) 70 ruiters en 400 tot 600 mannen op de been gebracht en onder het commando van kapitein Rembt van Ham naar de vesting op de ‘Boeren tange’ gestuurd om het aldaar aanwezige garnizoen te versterken. Op 20 september 1665 viel de cavalerie uit Münster de oostzijde van de vesting aan. Het bleken schijngevechten te zijn, want geheel onverwacht verscheen tegelijkertijd de voorhoede van het leger uit Münster vanuit het Bourtangermoeras bij het dorp op de Sel inge (deze plaats heet tegenwoordig Sellingen). Het bleek dat zij in het diepste geheim allerlei deuren uit de naburige dorpen aan rivier de Eems hadden gevorderd en daarmee ‘s nachts een looproute door het moeras hadden geïmproviseerd. Na de overrompeling van de Sel inge stootte de voorhoede van het leger uit Münster door naar de Ipsen huysen (tegenwoordig Jipsinghuizen), om daar het kampement op te slaan en te wachten op de grote achterhoede die met enkele duizenden soldaten en zwaar materieel zou volgen.
SLAG BIJ DE IPSEN HUYSEN
In de vesting op de Boeren tange werd duidelijk ‘Dat er in het Bosch by den Ipsen huysen een goet getal Soldaten van den Bisschop was gekomen.’ Besloten werd tot een verrassingsaanval. 104 man onder leiding van luitenant Willem Nierop viel in de ochtend van 26 september het leger uit Münster aan. Hoewel numeriek ver in de minderheid; wisten Nierop en zijn manschappen na ‘een hart gevecht’ de troepen van de bisschop in hun slaap te overrompelen en uit de wester wouden te verdrijven. Het was een zeer gewelddadige confrontatie: meer dan 300 Münsterse soldaten sneuvelden ter plekke of verdronken op hun vlucht in het ‘Boertangermoor’. Aan Groninger zijde vielen “slechts” 17 doden. Ongeveer 120 Münsterse soldaten en officieren werden gevangen genomen en naar de stad Groningen overgebracht. Luitenant Nierop wist in de dagen na de slag de met deuren geïmproviseerde looproute door het moeras in brand te steken en verder te verwoesten. De troepen van Münster konden niets anders dan zich weer volledig uit het gebied terugtrekken en zich opnieuw beraden op een andere manier om de stadstaat Groningen te verslaan en daarmee haar waardevolle ommelanden in te kunnen nemen.
INUNDATIE
Ter verdediging van de stadstaat Groningen werden grote delen van het Ommeland ‘geïnundeerd’. Inundatie is het onder water zetten van een stuk land zodat vijandige legers er niet doorheen kunnen trekken met hun soldaten te voet en te paard. Het gedeeltelijk ontgonnen Boertangermoor werd ook geïnundeerd, waardoor de verschillende woon- en werkplaatsen in de koloniën van de compagnieën die in het moeras t.b.v. de afgravingen actief waren in die periode hoogstwaarschijnlijk tijdelijk zijn ontmanteld. Het afgraven van het moeras en alle afwateringskanalen gebeurde volledig met de hand; dus de veenarbeiders moesten fysiek sterk en gezond zijn om het werk te kunnen uitvoeren. Het ligt voor de hand dat de manschappen voor de legers die de ‘Stad en Ommelanden van Groningen’ moesten verdedigen voor een belangrijk deel werden gerekruteerd uit de veen- compagnieën. In de literatuur staat weinig beschreven over de situatie in (‘t) Windeweer tijdens de oorlog met het ‘Münsterland’, maar het ligt voor de hand dat het gehele gebied onder water stond en dat de Olde Friesche-, de Nieuwe Friesche-, en de Kijl Compagnieën betrokken waren bij de verdediging van de ‘Stad en Ommelanden van Groningen’. Na de nederlaag bij de Ipsen huysen is bekend dat de Bisschop van Münster genoodzaakt was zich terug te trekken, en later nog een aantal pogingen heeft ondernomen om de stad Groningen via allerlei andere slinkse en listige routes te bereiken. Daarbij zijn de legers volgens bronnen ook via de Hondsrug in hun opmars naar de stad Groningen bij Zuidlaren langs de Groeve en de Wolfsbarge getrokken en daarmee dus ook langs (‘t) (op dat moment hoogstwaarschijnlijk) geïnundeerd(e) Windeweer gekomen.
HET GRONINGS ONTZET
Het jaar 1672 wordt in de Nederlandse geschiedenisboeken nog steeds omschreven als ‘hét rampjaar’ waarover het gezegde ontstond; “De regering was radeloos, het volk redeloos en het land reddeloos”. De nieuwe Republiek der verenigde Nederlanden, waarbij de stadstaat en ommelanden van Groningen zich als gewest hadden aangesloten; werd dat jaar van alle kanten aangevallen; door Engeland vanuit de Noordzee, door Frankrijk vanuit het zuiden, door het Keurvorstendom Keulen (onder leiding van de vorst Maximiliaan Hendrik van Beieren), vanuit het zuidoosten, en opnieuw door het Bisdom van Münster (nog steeds onder de prins- bisschop Bernhard von Galen) vanuit het noordoosten. Na een maandenlange belegering (m.b.v. vele bommen en granaten) werden de manschappen uit Münster definitief verslagen door de ’Stad en Ommelanden van Groningen’ (onder het commando van Carl von Rabenhaupt). Op 17 augustus 1672 (nog volgens de Juliaanse kalender) capituleerde de prins- bisschop Bernhard von Galen (Bommen Berend), en gaf hij zijn troepen de opdracht om zich (deze keer definitief) terug te trekken, en later ook uit de andere Ommelanden, en voormalig Overstichtse gebieden (waar tegenwoordig de provincies Drenthe en Overijssel liggen). Deze overwinning op het Münsterland was cruciaal voor het stand houden van de nog jonge Republiek der verenigde Nederlanden. Het verdrijven van ‘Bommen Berend’ staat tegenwoordig nog steeds bekend als het ‘Gronings ontzet’ en word sindsdien nog steeds ieder jaar op 28 augustus in de stad Groningen gevierd met festiviteiten en vuurwerk (17 augustus volgens de Juliaanse kalender valt op 28 augustus volgens de Gregoriaanse kalender die tegenwoordig nog steeds gangbaar is). Bij het goudkantoor aan het einde van de Heerestraat staat het borstbeeld van Carl von Rabenhaupt, na meer dan drie- en een halve eeuw nog altijd op wacht; met zijn blik naar het zuiden, in de richting van Münster.