Turf is bijzonder goed brandbaar en wordt gewonnen door het laten uitdrogen van veen. Veen is een grondsoort die veel in moerassen voorkomt. Tot +/- 400 jaar geleden lag het gebied waar de dorpen Kiel-Windeweer, Nieuwe Compagnie en Lula nu liggen middenin een uitgestrekt moerasgebied; Het Bourtangermoor. Tot en met de zestiende eeuw werd de turf vooral lokaal en op relatief kleine schaal gewonnen door monniken uit kloosters, en werkers uit kleine dorps- en stadsgemeenschappen, maar ten tijde van de tachtigjarige oorlog (1568-1648) ontstond vanuit de groeiende en souvereine (onafhankelijke) stadstaat Groningen steeds meer vraag naar turf. Het afgraven van moerasgebieden bleek een hele lucratieve bezigheid.
DE WINSCHOTEN
Rond het jaar 1600 begon het stadstaatssbestuur plannen te ontwikkelen om de turfwinning groots aan te pakken door het gigantische aanliggende Bourtangermoor met daarin een enorm complex aan ‘winschoten’ veen op grote schaal te gaan ontginnen. In 1611 werd door de stad Groningen opdracht gegeven het reeds bestaande ‘Schuitendiep’ vanuit een opening in de stadswallen naar buiten toe met de loop van de rivier De Hunze mee verder te verlengen; zo vér mogelijk richting het zuidoosten; De uitgestrekte en onherbergzame ‘winschoten’ van het Bourtangermoor in; Vanuit de stad, helemaal tot aan het riviertje De Pekel A.”
COMPAGNIEËN
De ontginningen van deze winschoten in het Boertangermoor moest nog allemaal handmatig door mankracht worden uitgevoerd (machines waren nog niet uitgevonden) en bood daardoor werkgelegenheid voor duizenden werkkrachten die vanuit de omliggende (Neder)landen naar Groningen toetrokken. De eerste particuliere initiatieven werden genomen d.m.v. het oprichten van compagnieën (het Nederlandse woord ‘compagnie’ en het Engelse ‘company’ zijn sterk aan elkaar verwant), die op pachtbasis het werk van de stad Groningen aannamen in concessies (deelgebieden) binnen de winschoten van het Boerangermoeras. Drievierde deel van de turfopbrengst die uit de door hen gepachte concessie voortkwam was voor de ‘compagnie’; en eenvierde deel van die turfopbrengst was voor de stad (de afgegraven grond, en alle kanalen, wijken en bruggen bleven stadsbezit). Voor veel mensen bood het oprichten van, of het aansluiten bij een compagnie kans op een beter bestaan.
KOLONIËN IN HET VEEN
Doordat de compagnieën zich in de verschillende winschoten / concessies (deelgebieden) van het veen vestigden ontstonden er allerlei nederzettingen die men koloniën in het veen noemde; ‘Veenkoloniën’.