Online Kanaal

Online Kanaal

Nieuws

VAN VEENPUT TOT BOERENBEDRIJF

DE GESCHIEDENIS VAN KIEL-WINDEWEER (Deel 12): Splitten, afbonken, wegsteken, toemaken, bemesten en bebouwen. Lauter op spierkracht werd het moeras afgewaterd, het overgebleven veen afgegraven, en de bodem toegemaakt tot akkers en weidegronden.

 

SPLITTING EN AFBONKEN

Je kunt niet zomaar een kanaal aanleggen in het moeras. Het moor is te nat om daar zomaar in te gaan graven. Allereerst werd het moeras ‘weggekeild’ (afgewaterd) volgens de Friesche methode. Er werd een geul aangelegd van vier tot vijf meter breed en honderdvijftig tot tweehonderd meter lengte, waarin het moeraswater kon leeglopen. Dit proces werd ‘spilitting’ genoemd en het kon twee tot wel tien jaar duren voordat de moerasgrond voldoende leeggelopen was. Zodra de overgebleven grond (het veen) droog genoeg was kon de afgraving beginnen. Het veen werd in rechthoekige stukken verdeeld, zogenaamde veenplaatsen met een breedte van 80-100 meter. Tussen twee veenplaatsen werd een sloot gegraven. Dwars op deze sloot werden greppels gegraven en werd de plaats in akkers verdeeld. Nu kon de veenplaats verder indrogen (ook dit kon weer enkele jaren duren). De afgraving werd aangevangen d.m.v. het zetten van de schop in de met heide en struiken begroeide toplaag om de taaie grond vol wortels los te spitten tot de bovenste laag van het veen was bereikt; het ‘bonkveen’. Deze werkvoorbereiding noemde men het ‘afbonken’. Het bonkveen werd in gelijkmatige rechthoekige kluiten (turven) verdeelt die één voor één met de spade werden afgestoken. De gestoken turven werden op een slagkar geplaatst. De slagkar werd door de ‘kroder’ (kruier) over een weggetje van ‘kroderplanken’ weggereden naar het naastgelegen ‘zetveld’, waar ze voor enige tijd in de zon te drogen werden gelegd. Door de graafwerkzaamheden ontstonden putten die vanwege dit proces hoe langer hoe dieper werden; en op sommige plaatsen zelfs wel een diepte van vijftien meter bereikten voordat al het veen was weggestoken en de onderliggende zandgrond (de voormalige bodem van het moeras) was bereikt. Zodra de turven in het zetveld droog genoeg waren werden deze op bulten gestapeld. Daarna kwamen de turfschippers over de diepen aanvaren om de vracht in te laden en naar het schuitendiep in de stad(staat) Groningen te verschepen. Zodra een veenplaats tot op de voormalige moerasbodem was afgegraven (afgeturfd) ; dan was het werk voor de veenarbeider afgerond. De vraag naar turf als brandstof was zo ontzettend groot, dat verderop al een nieuwe afgraving was aangevangen. De werkers vervolgden daar hun werkzaamheden en trokken op die manier als het ware met de veenafgraving mee.

De turfstekerij was over het algemeen seizoensarbeid. Het hoogseizoen in de turfstekerij duurde ongeveer honderd dagen. Begonnen werd half maart en eind juli stopte men omdat de turf die daarna zou worden gestoken niet voldoende droog zijn om verkocht en verscheepte te worden. Per dag kon een turfgraversploeg ongeveer zesduizend turven produceren. De vaste veenarbeiders gingen buiten het hoogseizoen verder met het graven van sloten en wijken verderop.

 

TOEMAKEN

Om te voorkomen dat het ‘uitgeveende’ gebied er opnieuw verwilderd bij zou komen te liggen werden de gronden zo snel mogelijk aan pachters of meiers (huurders) verhuurd.  Wanneer iemand (meestal een veenarbeider) vermogend genoeg was (geworden) konden zij kavels huren om er een werkplaats met een bijbehorende woning op te bouwen (voornamelijk boerderijen); en er op die manier een nieuw bestaan te beginnen. In de ‘Conditiën van de verhuyringhe der veenen van Sappemeer en Foxhol’ (een reglement uit 1624) beschreef de stad Groningen hoe de kavels dienden te worden ontwaterd, afgegraven en achtergelaten. Door de uniforme aanpak konden de afgeturfde ‘dallen’ worden ‘toegemaakt’ tot landbouwgrond. Het Hooge sand, Sappemeer, de Olde Friesche, de Nieuwe Friesche, en de Kyl Compagnieën te Windeweer stonden als z.g.n. ‘stadskoloniën’ model voor de veenderij elders.

 

BEMESTEN 

Samen met het zand wat bij het graven van de wijken en kanalen was vrijgekomen werd de leeg gegraven veenput (waarvan de bodem nog erg vochtig was) gelijkmatig door elkaar geploegd en verspreid over de kavel. Om te voorkomen dat de paarden en ossen die daarbij voor de ploeg liepen te diep zouden wegzakken in de nog sompige grond kregen deze plankjes onder de hoeven gebonden. Elektriciteit en motoren waren nog lang niet uitgevonden, waardoor alle werktuigen nog moesten worden aangedreven met behulp van wind-, water-, of spierkracht. Vooral wanneer het op dat laatste aankwam kwamen paarden en ossen van pas. In de stad Groningen waren paarden in het verkeer op straat net zo normaal als tegenwoordig de auto. De Paarden lieten hun ontlasting gewoon lopen en de uitwerpselen lagen overal in de straten. Het stadsbestuur had speciale diensten ingesteld om deze op te ruimen (net zoals bijvoorbeeld tegenwoordig nog steeds het huisvuil). Wanneer een turfschip uit de Veenkoloniën in de stad was aangekomen en haar lading aan de turfsingel had gelost; dan werd de schuit vaak opnieuw ingeladen met ‘stratendreck’ uit de stad. De drek was de ontlasting wat van de straat was geveegd, en wat naar de Veenkoloniën werd gebracht om daar als bemesting te worden verspreid over de toegemaakte landen.

 

VERBOUWEN 

De eerste boeren op de toegemaakte grond hadden een gemengd bedrijf; akkers voor landbouw en weiden voor vee. Op de akkers werden rogge en boekweit verbouwd en wintervoer voor de dieren zoals klaver, knollen en mangelwortelen. Het vervoer van de producten was geen probleem. In de wijken langs de kavels konden schippers bij de akker aanleggen voor het verschepen van de oogst. Koeien, paarden, schapen, geiten en ossen werden vetgemest en later in kuddes naar de belangrijkste veemarkten gedreven.

Heeft u een idee voor een nieuwsbericht voor op de website? Dan kunt u een zelf geschreven artikel insturen. Druk op de knop om naar het formulier te gaan waarmee u een nieuwsbericht kunt insturen. Deze zal dan worden beoordeeld door de redactie. Het ingezonden bericht wordt mogelijk ook in een volgende editie van dorpskrant ‘de Koerier’ geplaatst.
DE GESCHIEDENIS VAN KIEL-WINDEWEER (Deel 13): De diepen in de Groninger Veenkoloniën liepen vol water. D.m.v. vallaten controleerde men het waterpeil.
Het Kieldiep is oorspronkelijk een loodrechte lijn. Het verlengde van die lijn loopt rechtstreeks naar het hart van Münster en komt precies uit voor de deur van het bisschoppelijk paleis. De vraag is: Waarom?
DE GESCHIEDENIS VAN KIEL-WINDEWEER (Deel 11): De stad Groningen en Drentse ondernemers willen het Kieldiep helemaal tot aan Ter Apel doortrekken; maar particuliere grondbezitters in Wildervanck blijven dwarsliggen. ‘Baareveld’ is de bottleneck.