Online Kanaal

Online Kanaal

Nieuws

SCHEEPSTIMMERWERVEN LANGS HET KIELDIEP

DE GESCHIEDENIS VAN KIEL-WINDEWEER (Deel 7): Langs het Kylsterdiep ontstonden allerlei werkplaatsen waar o.a. schuiten werden gerepareerd en onderhouden. Daarnaast begon men ook steeds meer met het bouwen van nieuwe schuiten.


HET FRIESCHE SKÛTSJE

Het type schip wat werd gebruikt voor de veenontginning waren in eerste instantie volgens de Friesche methode de platbodemschuiten naar het Friesche model. Dit type schuiten (in het Fries ‘skûtsjes’ genoemd) noemde men ‘tjalken’. Deze tjalkschuitjes waren gebruikelijk bij de eerdere ontginning van het Heeren veen in de Friesche Ommelanden van de stad Groningen; en de heren van de Friesche Compagniën hadden dit type schuitje ook geïntroduceerd bij de ontginningen van (‘t) Windeweer in het Bourtangermoor. Deze schuitjes gebruikte men voor het vervoer van proviand en manschappen vanuit de stad Groningen naar de afgravingen in het moeras; en voor de afvoer van de uit het moeras ontgonnen turf terug naar de stad.

 

DE GRONINGER TJALK

Friesche tjalkjes zijn relatief kleine schuitjes (skûtsjes); omdat het Bourtangermoeras veel groter en dieper was dan het Heerenveen; en de veenontginning in het Bourtangermoeras daardoor ook veel grootschaliger kon worden aangepakt; was het mogelijk om het zelfde type schuitje veel groter uit te voeren; zodat er in één keer een veel omvangrijker volume aan lading kon worden vervoerd. Deze forsere Groninger versie van de tjalkschepen bleek bovendien daarnaast ook een uitstekend type kustvaarder die zich goed hield binnen de zeegaten in het Waddengebied, waar zij dankzij hun (voor de moerassen ontworpen) relatief geringe diepgang (ook in beladen toestand) en platte bodem handig van pas kwamen in het steeds wisselende tij. Hierdoor werd de Groninger tjalk (indien uitgerust met een zeiltuigage) ook ver buiten de Groninger Veenkoloniën een steeds gewilder scheepstype voor de handelsvaart langs de kusten van landen die we tegenwoordig Nederland, Duitsland en Denemarken noemen (maar indertijd nog niet bestonden in de staatsvormen zoals we deze nu kennen).

 

SCHEEPSTIMMERWERVEN BIJ DE KIEL COMPAGNIE. 

Toen de veenontginning in (‘t) Windeweer gedurende de loop van de tweede helft van de 17e eeuw (1650 t/m 1699) steeds verder vorderde gingen de compagnieën daarnaast ook zoeken naar andere inkomstenbronnen. Door de werkplaatsen van de Kyl Compagnie te Windeweer werden naar verloop van tijd behalve onderhoud- en reparatie werkzaamheden aan het eigen materieel; ook steeds meer schuiten en ‘snicken’ (snicke is een ouderwets woord voor klein bootje) voor steeds meer verschillende opdrachtgevers, uit steeds verdere streken gebouwd, gerepareerd, en opgetuigd. Tot ver in de negentiende eeuw (1800 t/m 1899) waren de schuiten en snicken allemaal van hout. IJzer was moeilijk te bewerken, en daardoor erg schaars; en scheepsbouwstaal bestond nog niet.

 

ONTWIKKELING IN LATERE EEUWEN

In veel latere eeuwen verplaatste de scheepsbouw langs het Kyldiep langzaam maar zeker naar werven die op dezelfde manier bij Hoogezand waren ontstaan aan het Heerendiep rondom Westerbroek, Foxhol en Martenshoek. Het Heerendiep werd vanaf het begin van de achttiende eeuw (1700 t/m 1799) voortaan Winschoterdiep genoemd. Deze werven aan het Winschoterdiep lagen gunstiger ten opzichte van de afstand tot de stad Groningen; en door het diepere- en bredere vaarwater van het kanaal konden zij een slag grotere schepen opleveren; zoals (grotere) koftjalken en zeetjalken (die ook buitengaats de Noordzee op konden). Na de tweede wereldoorlog in de tweede helft van de twintigste eeuw kenden de werven aan het Winschoterdiep een absolute bloeiperiode met de ontwikkeling- en bouw van z.g.n. kustvaarder schepen (coasters in het Engels); waarmee de Groninger scheepsbouw op mondiale schaal uitgroeide tot een toonaangevende industrie (schepen op een basis van het type coaster zijn tegenwoordig nog altijd wereldwijd het standaardmodel in de bouw van schepen voor de handelsvaart over zee).

 

DE LAATSTE SCHEEPSWERF BIJ DE KIEL

De laatste meer dan tweehonderd  jaar oude scheepswerf langs het Kieldiep verdween in de jaren ‘20 van de twintigste eeuw (1900 t/m 1999) en was van de gebroeders Wolthuis. De werf was al vier generaties binnen die familie, en tussen 1920 en 1930 verplaatsten zij hun activiteiten vanuit de Kiel te Windeweer naar een nieuwe (voor die tijd veel modernere) locatie te Sappemeer. Daar werden de laatste schepen voor de commerciële markt gebouwd totdat dit sinds de jaren ‘70 na (+/-) driehonderd jaar niet langer mogelijk was omdat er in de jaren ‘50 van de twintigste eeuw (1900-1999) een nieuw nog veel breder en dieper Winschoterdiep was aangelegd, wat nagenoeg parallel liep aan het Oude Winschoterdiep. Het Oude Winschoterdiep werd gedempt omdat het overbodig werd gevonden en men indertijd ruimbaan wilde maken voor het wegverkeer. Het werfje bestaat tegenwoordig nog wel als museumwerf  en is in die hoedanigheid één van de alleroudste scheepswerven in het noorden van Nederland; waar de traditionele manier van scheepsbouw nog altijd te bezichtigen is.

Heeft u een idee voor een nieuwsbericht voor op de website? Dan kunt u een zelf geschreven artikel insturen. Druk op de knop om naar het formulier te gaan waarmee u een nieuwsbericht kunt insturen. Deze zal dan worden beoordeeld door de redactie. Het ingezonden bericht wordt mogelijk ook in een volgende editie van dorpskrant ‘de Koerier’ geplaatst.
DE GESCHIEDENIS VAN KIEL-WINDEWEER (Deel 6): In 1647 (het jaar voor het einde van de 80- jarige oorlog) begint de Kyl Compagnie in opdracht van de stad Groningen met de aanleg van een vertakking in het Hoofddiep van Windeweer; het Kylsterdiep.
DE GESCHIEDENIS VAN KIEL-WINDEWEER (Deel 5): Twee compagnieën uit Friesland beginnen vanaf 1631 met de aanleg van de eerste diepen in (het) Windeweer.
De Vereniging Plaatselijke Belangen Kiel-Windeweer, Nieuwe Compagnie en Lula (VPBK) ontving vorige week een delegatie van de gemeente Midden Groningen en lieten hen kennismaken met het dorp.