HONDERD JAAR STAGNATIE
Ongeveer een eeuw na ’het treffen in het veen’: Het is omstreeks 1750: (‘t) Windeweer en de Wildervanck zijn nagenoeg volledig ontgonnen en de gronden langs de diepen worden er volop in cultuur gebracht. Het Kielsterdiep loopt nog steeds dood vlakbij het ‘barre veld’ of ‘baare veld’ (ouderwets woord voor ‘open’ veld), waar het Bovendiep vanuit de Wildervanck, slechts een paar kilometer verderop bij de Semslinie uitkomt en daar vervolgens ook doodloopt. De Münsterse oorlogen zijn dan zo’n tachtig jaar voorbij en het Münsterland bestond sindsdien niet langer. Windeweer en de Wildervanck grenzen daardoor niet meer aan ‘het Oversticht’ in het Münsterland; maar aan de dan nieuw gevormde (verenigde) (stad)staten van het landschap Drenthe; wat zich (net zoals de stad en ommelanden van Groningen) als gewest bij de ‘Republiek der verenigde Nederlanden’ had aangesloten. Aan de Drentse kant van de Semslinie en voorbij het ‘baareveld’ (vanuit Windeweer gezien richting het zuidoosten) is het Boertangermoor nog grotendeels intact. Plaatselijke grondbezitters, particuliere ondernemers, de stad Groningen, en de staten van Drenthe willen het veen uit dit gebied graag op grote schaal gaan ontginnen; maar de vraag blijft; wie mag dit doen? Wie gaat het bekostigen? En hoe zullen de opbrengsten worden verdeeld? De Wildervanckse gronden zijn nog steeds niet in eigendom gekomen van de stad Groningen; het Bovendiep blokkeerde het beoogde traject; waardoor het Kielsterdiep niet zomaar vanuit Windeweer in één logische rechte lijn (parallel aan de Semslinie) kon worden doorgetrokken richting de Westerwolden op de Boertange tot aan Ter Apel. Dit zou veruit de kortste route naar de stad zijn (voor Groningen dus plan A), maar de Wildervancker particuliere grondbezitters lagen dwars omdat zij natuurlijk vonden dat alle turf beter via hun Bovendiep ter exploitatie zou worden getransporteerd.
HUIZE ‘BAAREVELD’
In 1762 nemen de stadbesuurders in Groningen formeel het besluit dat ‘het diep naar het (verre) Oosten’; het ‘Oosterdiep’ of ‘het canaal’ (zoals ze het noemen), de rechtstreekse verbinding tot aan Ter Apel; er hoe dan ook zal komen. Zij beginnen met de strategische uitkoop van grondbezitters van kavels langs de beoogde route. ‘Huize Baareveld’ werd door de stad aangekocht (deze herberg stond precies in het verlengde van het (nog) doodlopende Bovendiep), en particulieren kregen de kans percelen grond aan te kopen op een 35 kilometer lang en 250 meter breed stuk veen langs de Semslinie met een fikse subsidie van de stad (natuurlijk op de voorwaarde dat zij vervolgens in een later stadium zouden meewerken aan de aanleg van het toekomstige canaal naar Ter Apel). Veel particuliere bezitters van moerasgronden aan de Drentse kant van de Semslinie zagen het wel zitten om met de stad Groningen samen te werken; zij hadden immers al generaties lang gezien hoe de grootschalige turfwinning in Windeweer en Wildervanck aan de andere kant van de grens was aangepakt, en zagen kansen nu ook eindelijk goed te kunnen verdienen aan de turfwinning.
FAMILIE GREVIJLINK
Willem Grevijlink is sinds 1737 bij het dorpje Anloo aan de ‘oever’ van het Drentse deel van het moeras meester van de ‘vallaat’ of ‘verlaat’ (een sluis) (en een bijbehorende herberg) in het riviertje de Hunze; bij een stuk wat vanwege de heen en weer slingerende loop van het water (net zoals de vorm van een boor of bijvoorbeeld een kurkentrekker) ‘de spijkerboor’ werd genoemd. Aan deze zijde van het moeras op de hoger gelegen flank van de Hondsrug was het afwateren ten behoeve van de turfwinning veel complexer (water loopt immers van hoog naar laag); waardoor de afgravingen in de Drentse veengebieden maar op kleine schaal konden worden aangepakt; en de turf maar mondjesmaat via de Spijkerboor naar de stad Groningen kon worden verscheept (alle turf ging dan d.m.v. kleine praamschuitjes vanuit de sluis bij de Spijkerboor in de Hunze, via het Zuidlaardermeer; verder over de Hunze naar het Winschoterdiep). Willem Grevijlink was als zoon van een scheepstimmerman afkomstig uit de stad Groningen en zag waarschijnlijk ook het decennia lange gesteggel tussen de stad en Wildervanck; en vond waarschijnlijk dat de turfwinning bij de ‘Anlooër veenen’ hierdoor niet voldoende opschoot. Willem Grevijlink had twee zonen; Lambartus en Jurriën. Lambartus was ingenieur en landmeter, en Jurriën kapitein bij de VOC. Vader en zoons Grevijlink zagen kans om de stad Groningen een alternatief te bieden en maakten samen een plan om het Drentse deel van het moeras via het Kielsterdiep af te wateren en daarmee de gronden van de Wildervanck te omzeilen; door het (door de stad geplande) kanaal richting Ter Apel vanaf het Kielsterdiep niet aan de Groninger-, maar aan de Drentse zijde van de Semslinie aan te leggen; voor de stad Groningen een mogelijk plan B. Er werd overeenkomst bereikt met de stad Groningen over de noodzakelijke verbinding met het Kielsterdiep en in 1764 werd de Annerveensche Heerencompagnie opgericht ter ontginning van de Anner- Zuidlaarder- en Eextervenen. Daarin participeerden naast vader en zoon Grevijlink ook verschillende notabelen en particuliere ondernemers uit de naburige Drentse plaatsen Annen, Anloo, Gieten en Zuidlaren.
HET OOSTERDIEP
Het jaar daarop in 1765 begint de stad Groningen vanaf het door de stad aangekochte Huize Baareveld met de aanleg van het lang gewenste hoofddiep in zuidoostelijke richting parallel lopend aan de Semslinie richting Ter Apel; het Oosterdiep geheten: Dit Oosterdiep noemde men al gauw ‘het canaal van den stad’ oftewel; Het Stadskanaal. Waarschijnlijk voerde de stad Groningen hiermee de druk verder op bij de particuliere grondbezitters in den Wildervanck om het Kielstererdiep via de Wildervanckse gronden in het Baareveld de aansluiting te bieden op dit nieuwe ‘Stadskanaal’ naar Ter Apel (plan A van de stad Groningen); In 1766 werd tevens het Kielsterdiep alvast een stukje verder uitgegraven het Baareveld dieper in (in het verlengde van het Oosterdiep); maar overeenstemming werd niet bereikt. Wildervanck weigerde mee te werken aan de beide aansluitingen via hun Bovendiep op zowel het Kielsterdiep als het nieuwe Stadskanaal.
HET ANNERVEENSCHE KANAAL
De stad Groningen moest dus overgaan op het alternatief van de familie Grevijlink: De Annerveensche Heerencompagie kreeg definitief de steun van de stad Groningen en ook van de (verenigde) (stad)Staten van Drenthe; om hun plan door te zetten. De particuliere gronden van de Wildervanck zouden worden omzeild door het Kielsterdiep langs Drentse zijde van de Semslinie over het ‘baareveld’ verder te verlengen met als doel hiermee verderop uiteindelijk de aansluiting te vinden op het Oosterdiep (het nieuwe ‘Stadskanaal’). In 1771 beginnen de werkzaamheden. De Anner veengebieden konden hiermee óók eindelijk grootschalig worden ontgonnen. De turf werd naar de stad getransporteerd via de kortste route over het Kielsterdiep; de turfwinning komt weer op gang en de bewoning en bedrijvigheid langs het Kielsterdiep groeit (mede hierdoor) in korte tijd vors; maar wanneer de arbeiders van de Annerveense Heerencompagnie in de buurt van huize Baareveld zijn aangekomen en de aansluitingen definitief moeten worden bepaald is er nog steeds geen overeenstemming en stagneren de activiteiten weer. Het Kielsterdiep uit Windeweer, het Bovendiep uit Wildervanck en het ‘Stadskanaal’ richting het oosten komen vlakbij elkaar uit; maar vinden nog steeds niet de aansluiting. Baareveld blijft voorlopig de bottleneck. Bovendien beginnen ‘de stad en Ommelanden van Groningen’ en ‘de (verenigde) (stad)staten van het landschap Drenthe’ het rond die periode opnieuw behoorlijk met elkaar oneens te worden over wat er anno 1615 nou precies door Sems en de la Haye was afgesproken over de verdeling van het grondgebied bij Ter Apel; ‘Hoorde Ter Apel nu bij Groningen of toch bij Drenthe?’ De ontginning van de Drentse veengebieden komt opnieuw voor enige decennia tot stilstand.
HUIZE GREVIJLINK
Lambartus Grevijlink is intussen een behoorlijk vermogende heer geworden en besluit samen met zijn vrouw een huis te bouwen op de kop van het ‘Annerveense Heerencompagniesterdiep’; de plaats waar de aanleg van ‘zijn kanaal’ in 1771 was begonnen. Dit pand bestaat tegenwoordig nog steeds, en een gedenksteen in de gevel vermeld de herinnering aan deze geschiedenis: ‘Dit huis gebouwt door Lambartus Grevijlink & zijn vrouw Grietijn Eppinge Anno 1785 in XVI (16) dagen.’ Het plaatsje Spijkerboor is daar niet ver vandaan; en aan de zwaaikom (waarin de praamschippers vroeger hun schuiten konden keren) is nog altijd een café gevestigd in de oude herberg (uit het jaar 1750) van vader Willem Grevijlink. Het is tegenwoordig een populaire pleisterplaats voor kanovaarders, die hier hun tocht door het stroomgebied van de Hunze kunnen onderbreken om er even uit te rusten.