Online Kanaal

Online Kanaal

Nieuws

DE FRIESCHE COMPAGNIEËN

DE GESCHIEDENIS VAN KIEL-WINDEWEER (Deel 5): Twee compagnieën uit de Friesche ommelanden (Friesland) beginnen vanaf 1631 met de aanleg van de eerste diepen in (het) Windeweer.


DE FRIESCHE METHODE

Turf leek een gouden investering, maar door moeilijk in te schatten problemen met de waterafvoer en betrekkelijke onbekendheid met de dikte en kwaliteit van het veen was de eigenlijke turfgraverij toch een riskant bedrijf. In het ‘Heeren veen’ in de Friesche ommelanden van de toen nog soevereine stadstaat Groningen was rond het jaar 1600 een voor die tijd nieuwe aanpak ontstaan om moerassen af te graven; volgens het ‘één-kanalenstelsel’ waarbij gebruik werd gemaakt van zogenoemde diepen (kanalen) met daarop meestal haaks aangesloten wijken (sloten) die het moeras verdeelden in assenstructuren. Men begon een diep met eerst de aanleg van een zogenoemde ‘keijl’. Een keil (of kijl) was een extra diepgegraven begin aan de rand van het moeras (zeg maar een soort enorme ‘kuil’) waar vanuit (in een later stadium) het kanaal verder werd aangelegd. Water stroomt vanzelf naar het laagste punt toe, en de keil was bedoeld om de gigantische hoeveelheid water die uit het moeras vrijkwam allereerst naartoe af te wateren (‘weg te keijlen’). Om het waterpeil in de diepen te controleren bouwde men z.g.n. ‘val laten’ (sluizen); d.m.v. grote deuren in de diepen die handmatig konden worden geopend om het water door te laten (te laten vallen); en weer afgesloten om het toestromende water tegen te houden. Wanneer het meeste water uit het af te graven deel van het moeras in de keil was weggelopen; bleef het veen over. Dit veen werd in rechthoekige brokken afgegraven. Die brokken noemde men ‘turven’. De turven werden over de afwateringsdiepen via het Heerendiep naar de stad Groningen afgevoerd, om daar vervolgens te worden verhandeld. Voor het vervoer gebruikte men platbodemschuiten. Deze konden vanwege hun geringe diepgang gemakkelijk de relatief ondiepe vaarwateren in de moerassen bereiken zonder aan de grond te lopen. Deze in de Friesche ommelanden rond het Heeren veen ontstane, en voor die tijd nieuwe aanpak van ontginning, noemde men ‘de Friesche methode’ en was zeer effectief gebleken.

 

DE FRIESCHE COMPAGNIE 

Het Heerendiep was vanuit de stad Groningen gezien het verlengde stuk van het Schuitendiep wat men sinds 1611 vanuit de stad richting het riviertje de Pekel A (tegenwoordig Pekela) aan het aanleggen was. In 1628 was dit Heerendiep dwars door het hoge en wilde veen van het Sappe meer (ook wel Duivelsmeer genoemd) tot de Suytbroeck gegraven. (zie: link). De stad Groningen wilde alle ten zuidoosten gelegen moerasgebiededen zoals (‘t) Windeweer ‘in den wildernis’ ook verder gaan ontginnen (gaan vangen), en die ‘wildervanck’ zou moeten gaan geschieden volgens die nieuwe Friesche methode uit het Heeren veen. Het Heerendiep moest de hoofdas gaan vormen, en daarop zo haaks mogelijk aangesloten moesten nieuwe hoofddiepen worden uitgegraven.

De uit de Friesche ommelanden afgkomstige heren Fettije Ottens, Roeloff Schuyringe, Fedde Edskes en Harinck Jacobs hadden het Heeren veen ontgonnen, en daarna de opdracht van de stad gekregen om met hun compagnie het heeren diep aan te leggen. Zij waren op het hooge sant (een hoge zandrug in het moeras) uitgekomen; en bij het droogleggen van het daarachter gelegen Sappe– of Duivelsmeer waren zij begonnen met de aanleg van de eerste wijck vanaf het Heerendiep in zuidelijke richting ‘den wildervanck’ in. Aan deze wijck hadden zij al vroeg een kalkoven gebouwd, waardoor er veel kalk in het water terechtkwam en dit een ongewoon witte kleur kreeg (er bestaan hypothesen dat de kalkoven eigendom was van een persoon die men ‘de (dikke) luul’ van het witte water noemde, en dat dit in de volksmond verbasterde in de naam ‘Luulo’ of ‘Luula’. Of deze persoon ‘de luul’ werd genoemd vanwege de kalklozingen in het diep is echter onbekend). Deze z.g.n. ‘Friesche compagnie’ verkreeg als eerste het recht ‘Omne een partije veens tussen den Kalckwijck en Wolfsbarge, in compagnie te moegen gebruiken”, en het gebied te gaan ontginnen. Het pachtcontract tussen de stad Groningen en de ‘Friesche Compagnie’ voor de (voormalig Utrechtse) concessie waar de streek Windeweer in lag; werd in 1631 ondertekend; net zoals de verkoop van de daar aangrenzende gebieden aan de private ‘(Groninger) Burger Compagnie’ (De Borger Compagnie) en de daar weer naastgelegen deelgebieden; aan de compagnieën van de schatrijke koopman Adriaan Trips (De Trips Compagnie) en weer verderop de concessie van jonkheer Adriaen Geerts. De breedte en tussenliggende afstanden t.a.v. het Heerendiep werden in de contracten precies op schrift vastgelegd; maar de lengte van de diepen bleef daarbij onbepaald: De stad stond dus toe dat de compagnieën zo ver mogelijk het moeras in mochten doorgraven.

 

HET OLDE FRIESCHE COMPAGNIESTERDIEP 

In het gebied binnen het Boertangermoeras wat men Windeweer noemde werd door de Friesche Compagnie volgens hun Friesche methode allereerst één hoofdiep gegraven; met aan weerszijden daarop aangesloten kleinere sloten (wijken). De wijken werden precies haaks op het hoofddiep gegraven en kregen in deze streek een vaste onderlinge afstand van circa. 150 meter. In de ‘Conditiën van de verhuyringhe der veenen van Sappemeer en Foxhol’ (uit 1624) legde Stad haar meiers (huurders) van de veenplaatsen precies op hoe deze ontwatert, afgegraven en achtergelaten moesten worden. Door de uniforme aanpak konden naderhand de afgeturfde ‘dallen’ worden ‘toegemaakt’ tot landbouwgrond. De eerste wijck die al in 1631 bij het Sappe meer door de Friesche Compagnie vanaf het Heerendiep was aangelegd was het kanaal wat tegenwoordig de Kalkwijck wordt genoemd, en waar tegenwoordig de buurtschappen Kalkwijk en Lula langs liggen (dit water is in latere eeuwen weer grotendeels gedempt). Op de eerste kaarten die werden getekend van het gebied Windeweer staat de wijck tevens aangegeven als: het Olde Friesche Compagniesterdiep; De richting van het diep werd bepaald vanaf ‘den ham’ of ‘Colham’ (tegenwoordig Kolham) in één rechte lijn naar het ‘barre- of baare veld’ (ouderwetse benaming voor ‘open veld’); wat diep in het moeras lag. De werkwijze die was toegepast stond model voor de diepen die in de aangrenzende private concessies werden aangelegd door de Borger-, Trips- en Muntendammer Compagnieën.

 

HET NIEUWE FRIESCHE COMPAGNIESTER DIEP

Waarschijnlijk om de grens duidelijker te markeren werd aan de overkant van de door de Friesche Compagnie gepachte concessie in (‘t) Windeweer; vanaf het Hooge Sant bij de Wolfsbarge in 1639 begonnen met het aanleggen van een tweede wijck. Ook deze afgraving sloot haaks aan op de hoofdas naar Groningen (het Heerendiep). Deze tweede wijck werd net zoals de eerste wijck vanaf ‘den col ham’ aangelegd. Deze keer niet in de richting van het ‘barre veld’ maar in één rechte lijn richting de vallaat in de rivier ‘de Hunze’ bij een gedeelte van de stroom wat men vanwege de vorm waarin de loop van het water zich door het landschap slingerde ‘de spijkereboor’ noemde. Waarschijnlijk vanwege risicospreiding werd in 1639 t.b.v. het pachten van de grond, en het uitvoeren van deze werkzaamheden bij de aanleg van deze ‘Tweede Wijck’ formeel de z.g.n. ‘Nieuwe Friesche Compagnie’ opgericht. Zij noemden dit kanaal in eerste instantie het ‘Het Nieuwe Friesche Compagniester diep’. Alle werkzaamheden gebeurden allemaal nog steeds volledig met spierkracht.

 

 

 

Heeft u een idee voor een nieuwsbericht voor op de website? Dan kunt u een zelf geschreven artikel insturen. Druk op de knop om naar het formulier te gaan waarmee u een nieuwsbericht kunt insturen. Deze zal dan worden beoordeeld door de redactie. Het ingezonden bericht wordt mogelijk ook in een volgende editie van dorpskrant ‘de Koerier’ geplaatst.
DE GESCHIEDENIS VAN KIEL-WINDEWEER (Deel 12): Wegkeijlen, afbonken, wegsteken, toemaken, bemesten en bebouwen. Lauter op spierkracht werd het moeras afgewaterd, het overgebleven veen afgegraven, en de bodem toegemaakt tot akkers en weidegronden.
Het Kieldiep is oorspronkelijk een loodrechte lijn. Het verlengde van die lijn loopt rechtstreeks naar het hart van Münster en komt precies uit voor de deur van het bisschoppelijk paleis. De vraag is: Waarom?
DE GESCHIEDENIS VAN KIEL-WINDEWEER (Deel 11): De stad Groningen en Drentse ondernemers willen het Kieldiep helemaal tot aan Ter Apel doortrekken; maar particuliere grondbezitters in Wildervanck blijven dwarsliggen. ‘Baareveld’ is de bottleneck.